Hoe kunt u het beste een nieuwe taal leren? – Deel I: Het Brein en de Taal

We hoeven u vast niet uit te leggen hoe belangrijk het kan zijn om als professional een nieuwe taal te leren. Dat het leren van een nieuwe taal populair is, blijkt ook uit het ruime aanbod apps, cursussen en hulpmiddelen. Hoe ú het beste een nieuwe taal kunt leren hangt voor een deel af van persoonlijke voorkeuren. Toch valt er een hoop te zeggen over hoe wij – als mensen – een nieuwe taal leren. Inzichten hierin kunnen u helpen om begrijpen welke manieren van leren belangrijk zijn. In een serie artikelen gaan we terug naar deze basis om antwoord te geven op de vraag ‘Hoe kunt u het beste een nieuwe taal leren?’.

Neurologische achtergrond bij het leren van een taal

Het leren van een nieuwe taal is een complex cognitief proces dat verschillende delen van het brein activeert. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het Centrum van Broca (het motorisch spraakgebied) en het Centrum van Wernicke (essentieel bij taalbegrip). Het leren van een nieuwe taal vraagt om veel aanpassingsvermogen van het brein, wat wordt aangeduid met de term neuroplasticiteit. Jonge kinderen hebben een hogere neuroplasticiteit dan volwassenen: hun brein kan makkelijker nieuwe informatie verwerken en nieuwe structuren aanleggen. Daarom is het voor kinderen ook makkelijker om een nieuwe taal te leren. Ruwweg valt het leren van een taal te verdelen over vier fasen, die elk om een andere aanpak vragen: luisteren, spreken, lezen en schrijven.

Fase I: Het luisteren naar de taal

Luisteren is de basis voor het leren van een taal. Door te luisteren naar een taal – zelfs wanneer u deze nog niet begrijpt – worden geluiden, intonaties en ritmes geabsorbeerd in het brein. Tijdens deze fase wordt het zogenaamde ‘fonemisch bewustzijn’ ontwikkeld. Het fonemisch bewustzijn is de capaciteit om afzonderlijke fonemen te kunnen herkennen: de klanken in een taal die helpen bij het onderscheid van woorden.

Het fonemisch bewustzijn speelt een cruciale rol, omdat men daarmee fonemen kan verbinden om woorden te maken (‘blending’) of van elkaar te onderscheiden. Volwassenen kunnen hun fonemisch bewustzijn trainen door klankherkenningsoefeningen te doen en door te lezen over de structuur van de taal of de manier waarop klanken worden gebruikt in woorden.

Fase II: Het spreken van de taal

Het spreken van de taal is een uitdagende fase die met vallen en opstaan gaat. Het draait immers om actief gebruik van de taal, waarbij men niet alleen de klanken moet produceren, maar ook vocabulaire moet onthouden en grammatica moet toepassen. Hiermee wordt de cognitieve controle getraind: de hersenen moeten gaan beslissen welke regels en klanken van de nieuwe taal van toepassing zijn.

Het is belangrijk om zo snel mogelijk te beginnen met het spreken van de taal, het liefst met native speakers. Door hen na te doen, leert u de juiste klanken en ritmes te gebruiken. Het is vergelijkbaar met jonge kinderen die voor het eerst beginnen te praten en daarin veel ‘papegaaien’. Ook voor volwassenen is het nadoen en kopiëren van de native speaker een belangrijk aspect. Door te spreken worden de neurologische paden bevestigd en versterkt die tijdens het luisteren zijn aangelegd.

Fase II: Het lezen van de taal

Lezen introduceert ons met de geschreven versie van de taal. Het zorgt ervoor dat men wordt blootgesteld aan zinsstructuren en context, die essentieel zijn om nuances in de taal te begrijpen. Naast het eerder genoemde Centrum van Broca en Centrum van Wernicke is bij het lezen de visuele cortex ook heel belangrijk.

De visuele cortex is verantwoordelijk voor het zien en verwerken van visuele informatie. Volwassenen die een nieuwe taal aan het leren zijn kunnen hun leesvaardigheid bevorderen door parallelle teksten te lezen (teksten in de eigen taal en de doeltaal naast elkaar), door simpele boeken te lezen (denk aan kinderboeken) en door regelmatig een woordenboek te gebruiken.

Fase IV: Het schrijven van de taal

Door te schrijven worden de vaardigheden van de nieuw geleerde taal versterkt: gedachten worden georganiseerd als men schrijft en grammaticale regels moeten worden toegepast. Bij het schrijven moeten nog meer processen in het brein met elkaar samenwerken. Naast alle eerder genoemde taalgebieden, komen daar ook nog de motorische cortex bij.

De motorische cortex is verantwoordelijk voor de coördinatie van de fijne motoriek die nodig is om de schrijfbeweging te maken. Ook doet het schrijven een groot beroep op ons werkgeheugen. Informatie moet tijdelijk worden opgeslagen en gemanipuleerd om woorden, zinnen en grammaticale structuren te kunnen vormen.

Wilt u hulp bij het leren van een nieuwe taal?

In toekomstige artikelen binnen deze serie gaan we dieper op methoden die effectief zijn bij het leren van een taal en waarom deze effectief zijn. Wilt u meer informatie over onze taaltrainingen, neem dan gerust contact met ons op. We helpen u graag verder!